Een effectief een-tweetje van het laboratorium en de mechanische bewaring van Binst.
Voor pootgoedaardappelen van de beste kwaliteit zet handelshuis Binst Breeding & Selection in op haar laboratorium en mechanische bewaring. Een effectief een-tweetje van die twee zet ziekten en andere problemen buitenspel. Daardoor zijn de poters nog steeds op kwaliteit bij hun bestemmingen wereldwijd. Een inkijkje in de keuken.
Binst Breeding & Selection is het grootste pootgoedhandelshuis van België. Als vierde generatie Binst heeft eigenaar Francis Binst de reputatie van het bedrijf hoog te houden. “Elke pootaardappel die naar een verre bestemming vertrekt moet zoveel mogelijk planten opleveren en bovenal vrij zijn van ziektes. Alleen dan floreert de daaropvolgende teelt van consumptieaardappelen”, zegt hij ambitieus. Met de mechanische koelcel en het innovatieve laboratorium heeft Binst alles in huis om het pootgoed in de best mogelijke staat af te leveren bij klanten wereldwijd en een zo hoog mogelijke prijs te genereren voor de teler.
De mechanische bewaring, die draait op CO2 en zeer energiezuinig is, werd in november 2019 opgeleverd door EQUANS. Hier bewaart Binst pootgoed in kisten, juten zakken en big bags voor afzetmarkten met hoge kwaliteitseisen. De stabiele condities in de cel zorgen ervoor dat de producten zo lang mogelijk op kwaliteit blijven. Hoewel de bewaring met zo’n 1.000 m2 niet heel groot is, zijn er maar liefst vijf verdampers. Door het continu openen en sluiten van deuren voor transportwagens is dat hard nodig. De bewaring draait naar volle tevredenheid. "Eigenlijk is de bewaring te goed”, lacht Binst. "We kunnen pootaardappelen een jaar in de koeling zetten zonder dat er iets aan op te merken valt. Eventuele ziektes komen zelden tot uiting."
Een mooi compliment voor EQUANS. Tegelijkertijd vraagt Binst zich af of hij niet iets over het hoofd ziet. Binst: “In onze oude bewaring zagen we eventuele problemen in de aardappel al komen. Nu ze zo goed uit de nieuwe koeling komen, is het niet zo dat ons werk wegvalt. Daarom nemen we de proef op de som in ons laboratorium”, legt hij uit. Volgens de vakman zijn er immers veel meer gevaren die opduiken naarmate de aardappel tot leven komt. Dat begint bij het uitschuren, zodra de knollen – met name exportrassen – in een zak van bijna een meter hoog vallen. “De knol wordt gekwetst, waardoor schimmels en bacteriën de kans krijgen toe te treden. Dat gaat door tijdens het transport. Plant je die knollen en regent het een week, dan komen die schimmels helemaal tot hun recht. In ons lab imiteren we die momenten op versnelde wijze, zodat we ervan kunnen leren. En om te zien welke acties we moeten ondernemen, zodat de pootaardappel bij de uiteindelijke klant geen problemen oplevert en perfect uitgroeit. We anticiperen dus op eventuele problemen zich kunnen voordoen.”
Van november tot februari wordt elk ras van iedere gecontracteerde teler dan ook onder de loep genomen. Na het rooien krijgt Binst van elk veld een staal van 25 kilo van de teler. Van Alegria’s uit eigen land tot aan Spunta’s uit Frankrijk. Na een maand rusten in de bewaarcel bij 5 à 6 graden worden de monsters verdeeld over drie manden. “We houden één bak aardappelen intact. Deze dienen als referentie. Eén bak aardappelen halveren we om interne defecten te observeren. En één bak kwetsen we, zodat we zien welke latent aanwezige schimmels en bacteriën op de schil in de knol dringen als ze daar een kans toe krijgen. Samen gaan ze naar het eerste deel van het laboratorium, waar ze op temperatuur komen van 18 tot 20 graden.
Daarna gaan we de condities intensiveren”, vertelt Binst. Dat gebeurt in de hotbox, een kleine afgesloten ruimte waarin de gesneden en gekwetste aardappelen 7 dagen blijven; 4 dagen in 26 tot 27 graden met een luchtvochtigheid van 100%. En 3 dagen in anaerobe condities (zonder zuurstof), ideaal voor schimmels en bacteriën die het daarin goed doen. Het is er warm, donker en vochtig, net als wanneer de aardappelen geplant zijn.
Zo’n hotboxtour levert nuttige inzichten op. Binst: “Interne gebreken als holle knollen en een onregelmatige verdeling van droge stof komen aan het licht. Maar ook externe gebreken zoals groeischeuren en latente bacteriën laten zich zien. Allemaal ziektebeelden die we verwachtten vanwege het afgelopen natte, koele seizoen." Enerzijds maken deze inzichten duidelijk welke poters van welke velden een groot risico hebben als ze uit de bewaring komen en naar hun bestemming vertrekken. Dat is immers waardevolle informatie voordat een nieuw veld met die aardappelen geplant wordt. "We voorkomen problemen grotendeels door telers te adviseren over de ideale temperatuur en luchtvochtigheid tijdens het koelen. Poters van sommige loten kunnen beter 1 of 2 graden warmer worden bewaard, zodat interne gebreken zich niet kunnen ontwikkelen. Onze taak eindigt bij pootgoed dat een gezonde plant met wortels heeft gemaakt. Daarna moet Moeder Natuur het overnemen.” Anderzijds weet Binst zo exact welke poters geschikt zijn voor langdurige bewaring en wanneer ze uitgeleverd moeten worden. “De poter van de beste kwaliteit gaat naar het land dat daar het meeste voor betaalt. Andersom net zo: de minste poters moeten onmiddellijk vertrekken of nooit. Zo optimaliseren we de financial return voor de telers en de afnemers. Iedereen in de keten profiteert daarvan”, aldus Binst.
Lees meer over de bewaring van Binst in de referentie ‘Bijzonder pootgoed vraagt om uitmuntende prestaties’